Ga naar inhoud

Je richtingaanwijzer gebruiken

Veel mensen ergeren zich er weleens aan: bestuurders die geen richting aangeven. Toch is het niet alleen onhandig, het is ook tegen de verkeersregels. Richting aangeven is verplicht. Op deze pagina lees je wanneer en hoe je dit goed doet.

Wanneer je richtingaanwijzer gebruiken?

Richting aangeven is geen keuze, maar een verkeersregel. Volgens artikel 55 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) moet je altijd richting aangeven als je:

Dit geldt voor auto’s, bromfietsen en andere motorvoertuigen.

Op het juiste moment je richtingaanwijzer gebruiken

Richting aangeven doe je voor andere weggebruikers. Doe dit op tijd, dus niet pas als je al afslaat. Zo weten anderen wat je gaat doen en kunnen ze daar rekening mee houden. Houd daarom deze richtlijnen aan:

  • Binnen de bebouwde kom (30–50 km/u): 50 tot 100 meter van tevoren.
  • Buiten de bebouwde kom (50–80 km/u): ongeveer 200 meter van tevoren.
  • Op autowegen en snelwegen (80–130 km/u): ongeveer 300 meter voor het uitvoegen.

Richtingaanwijzer bij afslaan of op een rotonde

Sla je af op een kruispunt of ga je een rotonde verlaten? Zet dan op tijd je knipperlicht aan. Dit is verplicht op de gewone weg én op rotondes. Zo laat je anderen zien wat je gaat doen en help je het verkeer vlotter doorrijden.

Ook richting aangeven vóór de rotonde?

Rijd je een rotonde op? Dan is richting aangeven niet verplicht, maar het helpt wel. Veel mensen doen dit al automatisch sinds hun autorijlessen. Zo is het voor andere weggebruikers duidelijk welke afslag van de rotonde je gaat nemen.

Richtingaanwijzer bij invoegen, uitvoegen of inhalen

  • Invoegen: Kijk eerst goed om je heen (spiegels en schouder), geef richting aan en voeg pas in als er ruimte is.
  • Uitvoegen: Zet op tijd je knipperlicht aan en houd die wat langer aan. Zo weten anderen dat je de snelweg verlaat.
  • Inhalen: Gebruik ook hierbij altijd je richtingaanwijzer. Dan zien anderen wat je van plan bent.

Meer lezen over verkeersregels?