Ga naar inhoud

Je richtingaanwijzer op de juiste manier gebruiken

Veel weggebruikers hebben er een hekel aan als een automobilist zijn of haar richtingaanwijzer niet of niet juist gebruikt. Want doet iemand dat nu omdat de regels rondom de richtingaanwijzer onbekend zijn? Of is het gewoon een teken van laksheid? Op deze pagina leggen we de verkeersregels rondom de richtingaanwijzer uit. 

Wanneer richting aangeven? 

Gebruikmaken van het knipperlicht in de auto is niet iets vrijblijvends. Sterker nog: bestuurders van motorvoertuigen zijn bij wet verplicht om richting aan te geven. Het knipperlicht naar eigen inzicht gebruiken en dit zelfs zo nu en dan eens overslaan, is dus niet toegestaan. 

In artikel 55 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) van 1990 staat dat bestuurders van een motorvoertuig respectievelijk bromfietsers een teken met hun richtingaanwijzer respectievelijk met hun richtingaanwijzer of arm moeten geven, indien zij: 

  • willen wegrijden,  
  • andere bestuurders van een motorvoertuig willen inhalen,  
  • de doorgaande rijbaan willen oprijden en verlaten, 
  • van rijstrook willen wisselen, 
  • alsmede bij alle andere belangrijke zijdelingse verplaatsingen. 

Op het juiste moment richting aangeven 

Het is belangrijk om op het juiste moment richting aan te geven in het verkeer. Zo maak je andere weggebruikers duidelijk wat je aan het doen bent of van plan bent te gaan doen. Hier kunnen zij dan weer op anticiperen, wat de veiligheid in het verkeer ten goede komt. 

Richtingaanwijzer bij afslaan 

Wil je met de auto op een kruising naar links of naar rechts afslaan? Dan moet je richting aangeven door je knipperlicht aan te zetten. Je moet dit zowel op de reguliere weg als op een rotonde doen. Zo’n extra signaal maakt duidelijk wat je gaat doen en dat bevordert dan weer de doorstroming. 

Ook richting aangeven vóór de rotonde? 

Voor het verlaten van de rotonde moet je dus je knipperlicht aanzetten. Wil je een rotonde oprijden? Dan is je richtingaanwijzer niet verplicht. Toch doen veel automobilisten dit gelukkig wel. Vaak wordt dit al aangeleerd op het moment dat iemand rijles krijgt. Zo is het voor andere weggebruikers duidelijk welke afslag van de rotonde je gaat nemen. 

Knipperlicht bij invoegen en inhalen

Wie de snelweg oprijdt, moet invoegen. Maar wel pas op het moment dat daar genoeg ruimte voor is. Voordat je daadwerkelijk invoegt, kijk je eerst goed in de binnenspiegel, de buitenspiegels en over je schouder. Daarna geef je richting aan met je knipperlicht ten teken dat je gaat invoegen. 

Bij het uitvoegen geef je ook richting aan. Nu laat je de richtingaanwijzer wel wat langer aanstaan. Want dan pas weten de overige bestuurders of je de snelweg daadwerkelijk gaat verlaten. 

Ga je een andere auto inhalen? Ook dan dien je hiervoor gebruik te maken van het knipperlicht. Zo is voor anderen duidelijk dat je gaat inhalen en kunnen zij daar rekening mee houden. 

Wanneer richting aangeven? 

Het heeft niet zo veel zin om richting aan te geven op het moment dat je al aan het afslaan bent. Dan waarschuw je de weggebruikers om je heen namelijk veel te laat. Maar wanneer doe je dit dan wel op het juiste moment? De onderstaande richtlijnen hieronder helpen je hierbij: 

  • Rijd je binnen de bebouwde kom (30 tot 50 km/u)? Doe de richtingaanwijzer dan aan circa 50 tot 100 meter voordat je afslaat. 
  • Rijd je buiten de bebouwde kom (50 tot 80 km/u)? Doe het dan circa 200 meter voordat je af moet slaan. 
  • Op autowegen of autosnelwegen (80 tot 130 km/u) hanteer je een afstand van circa 300 meter voor het uitvoegen. 

Als je de regels kent, is het dus best eenvoudig om te weten waar en wanneer je richting aan moet geven. 

We hebben meer informatie over verkeersregels en -situaties.